Koordenvierhoek

Elke driehoek heeft een omgeschreven cirkel. Een vierhoek heeft lang niet altijd een omgeschreven cirkel: het is best toevallig als het vierde hoekpunt precies op de omgeschreven cirkel van de drie andere hoekpunten ligt. Dergelijke vierhoeken heten KOORDENVIERHOEKEN: een koordenvierhoek is dus een vierhoek die een omgeschreven cirkel heeft.

Veel meetkundige puzzels zijn op te lossen door gebruik te maken van koordenvierhoeken.


Inhoud:

Middelpuntshoek en omtrekshoek

Bekijk de cirkel met middelpunt `M` en twee punten `A` en `B` die op de cirkel liggen. De hoek `/_AMB` heet dan een middelpuntshoek van de cirkel. De grootte van deze hoek wordt bepaald door de lengte van de boog `AB`.
Dit heet: de middelpuntshoek staat op boog `AB`.
Punt `P` ligt op de cirkel. De hoek `/_APB` heet dan een omtrekshoek van de cirkel.
Ook hier heet het: de omtrekshoek staat op boog `AB`.

Gebruik de APPLET hierboven: Verschuif punt `P` langs de cirkel en kijk wat er met de grootte van de hoek gebeurt. Verschuif ook de punten `A` en `B` en kijk wat er met de hoeken gebeurt

.

Stelling: De omtrekshoek die op boog `AB` staat is gelijk aan de helft van de middelpuntshoek die op boog `AB` staat


Bewijs:

Teken `PM`. Je kunt drie gevallen onderscheiden:
1) Punt `M` ligt binnen `/_APB`
2) Punt `M` ligt op `PA` of `PB`
3) Punt `M` ligt buiten `/_APB`
Geval 1)
`DeltaPAM` is gelijkbenig, dus de hoeken `/_APM` en `/_PAM` zijn gelijk, zeg `x`.
`DeltaPBM` is gelijkbenig, dus de hoeken `/_BPM` en `/_PBM` zijn gelijk, zeg `y`.
De buitenhoek bij `M` van `DeltaPAM` is dus gelijk aan `2x` en de buitenhoek bij `M` van `DeltaPBM` is dus `2y`. Dus `/_AMB=2x+2y=2*/_APB`
QED

Bewijs zelf de twee andere gevallen.


Dit betekent dus, dat alle omtrekshoeken die op een zelfde boog staan gelijk zijn.

Omgekeerd:

als twee punten `P` en `Q` aan dezelfde kant van lijn `AB` liggen,
en `/_APB=/_AQB`,
dan liggen de punten `A, B, P` en `Q` op één cirkel.


Ofwel: vierhoek `ABPQ` is dan een KOORDENVIERHOEK.
Kun je dat bewijzen?



Stelling van Thales


Een bijzonder geval van omtrekshoeken is de stelling van Thales:

Stelling van Thales: Als een omtrekshoek op een middellijn staat, dan is hij recht.

Kun je dit bewijzen?
En ook:

Omgekeerde stelling van Thales: Als een omtrekshoek recht is, dan staat hij op een middellijn.

Kun je dit bewijzen?



Eigenschappen van koordenvierhoeken

Een belangrijke eigenschap van koordenvierhoeken is hierboven al genoemd:

Stelling: Als twee punten `P` en `Q` aan dezelfde kant van lijn `AB` liggen, en `/_APB=/_AQB`, dan is vierhoek `ABPQ` een koordenvierhoek.

Een andere is:

Stelling: Als een vierhoek `ABCD` een koordenvierhoek is, dan geldt: `/_A+/_C=180^@` en ook `/_B+/_D=180^@`.



Bewijs:
Kijk naar de gelijke letters in de gelijke hoeken: deze staan op gelijke bogen.
Alle hoeken samen zijn gelijk aan `2p+2q+2r+2s`
Omdat de hoeken van een vierhoek samen gelijk zijn aan `360^@` geldt dus: `2p+2q+2r+2s=360^@`
dus `p+q+r+s=180^@`
QED

Andersom ook:

Stelling: Als in een vierhoek `ABCD` geldt: `/_A+/_C=180^@` , dan is dit een koordenvierhoek.

Kun je dat bewijzen?



Voorbeelden meetkundige puzzels



Nu kun je een aantal mooie meetkundige puzzels gaan oplossen met behulp van koordenvierhoeken.
Een voorbeeld van een mooie stelling uit de meetkunde:
Vierhoek `ABCD` is een koordenvierhoek. De middens van de zijden `BC`, `CD` en `DA` zijn de punten `F`, `G` en `H`. Bewijs dat `/_DHG=/_CFG`
Wat heb je aan gereedschap waar je iets mee kunt? Het gaat over hoeken, dus misschien iets met omtrekshoeken...alleen gaat het hier niet om omtrekshoeken.
Wat kun je met die middens? Zou de middenparallel iets nuttigs opleveren? Teken de diagonalen van de vierhoek. Dan zijn er heel wat parallelle lijnenparen met bijbehorende gelijke hoeken. Aha! Daar gloort een oplossing. Dus toch ook die omtrekshoeken!


Nog een voorbeeld:
Vierhoek `ABCD` is een koordenvierhoek waarbij `AC` een middellijn is van de omgeschreven cirkel. De loodrechte projecties van `A` en `C` op `BD` zijn de punten `E` en `F`. Bewijs dat
a) `DeltaABE ~ DeltaACD`
b) `DeltaBAC ~ DeltaFDC`
c) `BE=DF`

Begin met deel a).
Gelijkvormigheid van driehoeken aantonen gebeurt vaak door het kenmerk hh te gebruiken: zoek twee paar gelijke hoeken.
`DeltaABE` en `DeltaACD` hebben beide een rechte hoek!
Van `DeltaABE` is dat direct duidelijk: `/_E` is recht.
In `DeltaACD` zit de rechte hoek bij `D`. Waarom? Denk aan de stelling van Thales: omdat `AC` een middellijn van de cirkel is, geldt dat `/_D` een rechte hoek is.
Kijk dan naar de hoeken `/_ABE` en `ACD`. Beide staan op dezelfde boog `AD`, dus zijn ze gelijk. Daarmee is a) bewezen.
Kun je nu zelf b) bewijzen?
Voor deel c) maak je gebruik van de gelijkvormigheid uit a) en b): dat betekent namelijk een aantal gelijke verhoudingen.
Uit `DeltaABE ~ DeltaACD` volgt: `(BE)/(CD)=(AB)/(AC)`

Uit `DeltaBAC ~ DeltaFDC` volgt: `(DF)/(AB)=(CD)/(AC)` dus ook `(DF)/(CD)=(AB)/(AC)`

De rechterleden van beide verhoudingen zijn dus gelijk! Dus `(BE)/(CD)=(DF)/(CD)` dus `BE=DF`
QED



Hieronder vind je een aantal van dergelijke puzzels. Er komen er binnenkort nog meer bij! Los ze allemaal op!

In de rechterkolom hiernaast vind je een overzicht van meetkundige stellingen die je kunt gebruiken bij het oplossen. En alles wat je eenmaal bewezen hebt kun je weer gebruiken bij een volgende puzzel.
Er staan hints bij die je op een spoor kunnen brengen, maar het is heel goed mogelijk dat een heel ander spoor ook tot de juiste oplossing leidt!

.



Prachtige meetkundige puzzels



Omgeschreven cirkel en deellijnen

Gegeven is `DeltaABC` met zijn omgeschreven cirkel. De deellijnen van `/_B` en `/_C` snijden de cirkel ook in de punten `D` en `E`.
Het lijnstuk `DE` snijdt de lijnstukken `AB` en `AC` in de punten `P` en `Q`.

Bewijs dat `AP=AQ`

Hint1
Hint2


Loodrechte koorden

De punten `A, B, C, D` en `E` liggen op een cirkel. De koorde `AC` is een middellijn van de cirkel. De twee koorden `AD` en `BE` staan loodrecht op elkaar.

Bewijs dat `/_DAE=/_BAC`.

Hint1
Hint2


Omgeschreven cirkel en koordenvierhoek

In `DeltaABC` is een lijnstuk `DE` evenwijdig aan `AB` getrokken, waarbij `D` op `AC` en `E` op `BC` ligt. `F` is een punt op lijnstuk `BC`. De omgeschreven cirkel van `DeltaDEF` snijdt `AC` ook in `G`.

Bewijs: `ABFG` is een koordenvierhoek.

Hint






Koordenvierhoek in een rechthoek

Gegeven is een rechthoek `ABCD`.
`E` is het midden van de zijde `CD` en `F` is het midden van de zijde `BC`.
`DF` snijdt `AE` in punt `G`.
`BE` snijdt `AF` en `DF` in de punten `H` en `N`.

Bewijs: `AGNH` is een koordenvierhoek.

Hint

Gelijke hoeken

`AB` is een koorde in een cirkel `c`. Het lijnstuk `CD` dat buiten `c` ligt is evenwijdig aan `AB`.
`BC` snijdt `c` in een tweede punt `E`.
`AD` snijdt `c` in een tweede punt `F`.

Bewijs dat `/_CED=/_CFD`

Hint1
Hint2
Hint3


Snijdende cirkels en een koordenvierhoek

Twee cirkels `c` en `c'` snijden elkaar in de punten `A` en `B`.
Een lijn door `A` snijdt `c` ook in `C` en `c'` ook in `C'`.
De raaklijn aan `c` in `C` en de raaklijn aan `c'` in `C'` snijden elkaar in punt `D`.

Bewijs dat `BCDC'` een koordenvierhoek is

Hint1
Hint2


Drie snijdende cirkels

De punten `A, B, C` en `D` liggen op een lijn `l` en de punten `E, F, G` en `H` liggen op een lijn `m`.
De drie vierhoeken `ABFE, BCGF` en `CDHG` zijn koordenvierhoeken.
Bewijs dat `ADHE` een koordenvierhoek is

Hint1
Hint2


Deellijnen vierhoek en koordenvierhoek

De deellijnen van vierhoek `ABCD` snijden elkaar in de punten `E, F, G` en `H`.
Bewijs dat `EFGH` een koordenvierhoek is

Hint1
Hint2
Hint3



Twee koordenvierhoeken

Gegeven is de koordenvierhoek `ABCD` met zijn omgeschreven cirkel.
De diagonalen `AC` en `BD` staan loodrecht op elkaar.
De vier raaklijnen aan de cirkel in de punten `A, B, C` en `D` vormen een tweede vierhoek `EFGH`.
Bewijs dat `EFGH` een koordenvierhoek is.

Hint1
Hint2
Hint3



Koordenvierhoek en twee loodrechte deellijnen

De zijden `AB` en `CD` van koordenvierhoek `ABCD` snijden elkaar in punt `E` en zijden `AD` en `BC` snijden elkaar in punt `F`.
De deellijnen van hoeken `E` en `F` snijden elkaar in punt `I`.
Bewijs dat `/_EIF=90^@`.

Hint1
Hint2
Hint3



Snijpunt deellijn met de omgeschreven cirkel

Gegeven is `DeltaABC` met zijn omgeschreven cirkel `c`.
Het middelpunt van de ingeschreven cirkel van `DeltaABC` is het punt `I`.
De lijn `BI` snijdt `c` in een tweede punt `D`.
Bewijs dat `AD=CD=DI`.

Hint1
Hint2




Koorde in omgeschreven cirkel

`DE` is een koorde in de omgeschreven cirkel van `DeltaABC`, waarbij `B` het midden is van de boog `DE` die `A` en `C` niet bevat.
Deze koorde snijdt `AB` in het punt `F` en `BC` in het punt `G`.
Bewijs dat `AFGC` een koordenvierhoek is.

Hint1
Hint2




Hoek bij middelpunt ingeschreven cirkel

Van `DeltaABC` is `I` het middelpunt van de ingeschreven cirkel.

Bewijs dat `/_AIB=90^@+1/2 /_C`.

Hint1
Hint2



Vier ingeschreven cirkels in koordenvierhoek

Van de koordenvierhoek `ABCD` zijn `A', B', C'`en `D'` de middelpunten van de ingeschreven cirkels van de vier driehoeken `BCD, ACD, ABD` en `ABC`.

Bewijs dat de vierhoek `A'B'C'D'` een rechthoek is

Hint1
Hint2
Hint3



Koordenvierhoeken en gelijke lijnstukken

`ABCD` is een koordenvierhoek. Op de diagonalen `BD` en `AC` liggen de punten `E` en `F` zó dat `BE=BA` en `CF=CD`.

Bewijs:
a) `AEFD` is een koordenvierhoek
b) `EF ∥ BC`

Hint1
Hint2
Hint3



Omgeschreven cirkel en hoogtepunt

Gegeven is `DeltaABC` en de omgeschreven cirkel. De twee hoogtelijnen `AD` en `CE` snijden elkaar in het hoogtepunt `H`.
De lijn `CE` snijdt de cirkel ook in punt `F`.

Bewijs dat `EF=EH`.

Hint1
Hint2
Hint3



Loodrechte projecties op zijden koordenvierhoek

Gegeven is de koordenvierhoek `ABCD` in de cirkel `c`. Verder zijn gegeven de loodrechte projecties `E` van `A` op `CD`, `F` van `D` op `AB`, `G` van `B` op `AD` en `H` van `C` op `AD`.
`M` is het snijpunt van `AE` en `CH`.
`N` is het snijpunt van `DF` en `BG`.

Bewijs dat `BCMN` een parallellogram is.

Hint1
Hint2
Hint3



Hoek bij middelpunt omgeschreven cirkel

Van `DeltaABC` is `O` het middelpunt van de omgeschreven cirkel.

Bewijs dat `/_ABO=90^@-/_C` als `C` scherp is
en `/_ABO=/_C-90^@` als `C` stomp is

Hint1
Hint2


Drie cirkels en koordenvierhoek (***)

Van `DeltaABC` is `O` het middelpunt van de omgeschreven cirkel.
Kies een willekeurig punt `D` op de zijde `AC`.
`E` is het middelpunt van de cirkel door `A, B` en `D`.
`F` is het middelpunt van de cirkel door `B, C` en `D`.
Bewijs dat `BEOF` een koordenvierhoek is.

Hint1
Hint2
Hint3



Hoogtelijnen en raaklijn

`AD` en `CE` zijn de twee hoogtelijnen in `DeltaABC`.
Verder is `r` de raaklijn in het punt `B` aan de omgeschreven cirkel van `DeltaABC`.

Bewijs dat `r` evenwijdig is aan `DE`.

Hint1
Hint2
Hint3



Snijdende cirkels en loodrechte lijnstukken

Twee cirkels `c` en `c'` snijden elkaar in de punten `A` en `B`.
`O` is het middelpunt van `c` en `C` is een punt op `c`.
`AC` snijdt `c'` in een tweede punt `D` en `BC` snijdt `c'` in een tweede punt `E`.
Bewijs dat `OC` loodrecht staat op `DE`.

Hint1
Hint2
Hint3

 



Auteur: Anneke Grünefeld