Heel groot en heel klein

#21

Waar gaat het over?

 

Vooral de laatste eeuwen krijgt de mens zicht op hele grote en hele kleine getallen. Dat komt onder andere omdat we nu de gevolgen van exponentiële groei onder ogen zien. Maar ook omdat we met hele grote afstanden in de ruimte, maar ook met hele kleine afstanden in bacteriën en zelfs moleculen en atomen.
Geen wonder dat er een speciale notatie voor bestaat...

 

Hoe werkt het?

 

Je schrijft hele grote en hele kleine getallen vaak in de wetenschappelijke notatie.
Een groot getal krijgt dan de vorm `a*10^n` en een klein getal wordt `a*10^(text(-)n`.
Hierin is `1 le a lt 10` en `n` een natuurlijk getal.
Je gebruikt deze notatie vooral als het gaat om miljoenen, miljarden, miljoensten, miljardsten, e.d. Getallen met veel cijfers ongelijk aan `0` rond je eerst af. Op hoeveel decimalen, hangt af van hoeveel significante cijfers er zijn.
In de technische notatie is `n` een drievoud en `1 le a lt 1000`. Dat past beter bij het S.I.-stelsel voor eenheden.

Wie en wanneer?

 

Al de Oudgriekse wis/natuurkundige Archimedes gebruikte een speciale notatie voor grote getallen toen hij beschreef hoe je het aantal zandkorrels in het heelal kon schatten: een `1` met `63` nullen volgens hem.

 

Maar pas in de zeventiende eeuw werden de sterrenkijker en de microscoop ontwikkeld en werden grote en kleine afstanden belangrijker.

Uiteindelijk werd de wetenschappelijke notatie pas midden van de vorige eeuw echt belangrijk met de opkomst van de computer en de rekenmachine.

Kernwoorden op deze pagina:

  • rekenmachine
  • getal
  • significante cijfers
  • S.I.-stelsel